Vlinders herkennen
Dagpauwoog

De dagpauwoog overwintert als vlinder en komt in het voorjaar als een van de eerste weer tevoorschijn. Het is een onmiskenbare soort met dieprode kleur en een grote blauwe oogvlek op elke vleugel. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende soorten planten. Jonge rupsen leven in groepen in spinselnesten op grote brandnetel, de volwassen rupsen leven solitair.
Distelvlinder

Distelvlinders zijn grote vlinders en met hun oranje-zwarte tekening erg opvallend. Ieder voorjaar trekken ze uit Afrika naar het Noorden. Als ze geluk hebben komen ze hier in de loop van mei aan. Ze kunnen met duizenden hier arriveren. Ze zoeken een partner, planten zich voort en sterven. Maar in augustus komt de nieuwe generatie weer uit de pop.
Gehakkelde aurelia

De rupsen van deze vlinder leven op de bovenkant van de bladeren, waar ze niet opvallen omdat ze net een vogelpoepje lijken. De vlinders zelf zijn gemakkelijk te herkennen aan de ‘gehakkelde’ vleugels. Op de onderkant van de vleugel bevindt zich een kleine, opvallende witte C.
Argusvlinder

In de Griekse mythologie was Argus een wezen met honderd ogen die altijd alles in de gaten hielden. De naam die deze vlinder heeft is daarom goed gekozen: op de onderkant van de vleugels zitten namelijk allemaal zwart met witte stippen die precies op ogen lijken! Het mannetje zit vaak op wacht om zijn territorium te beschermen. Met ‘Argusogen’ houdt hij dan alles in de gaten.
Bruin zandoogje

Het bruin zandoogje komt veel voor in Nederland: het is de meest getelde vlinder in het Landelijk Meetnet Vlinders! De vlinders vliegen van begin juni tot eind augustus. De vlinders leven dan ook lang, zo’n 30 dagen. Ze zitten het liefst in korte gemaaide graslanden. Op zonnige dagen zijn in een bepaald gebied soms honderden vlinders te zien die even boven het gras uithuppen en dan weer snel verdwijnen.
Koevinkje

Koevinkjes zijn kleine vlindertjes die goed herkenbaar zijn aan de ‘gouden’ oogjes op de onderkant van hun vleugels. De vrouwtjes kan je vaak zien op braam, koninginnenkruid en akkerdistel. Daar zijn ze op zoek naar nectar. De mannetjes zijn daar minder dol op; zij maken liever patrouillevluchten waarbij ze vaak paden of bosranden volgen.
Klein koolwitje

Het meest voorkomende witje in Nederland. Het klein koolwitje heeft niet zo veel zwart op de vleugeltoppen en twee zwarte vlekjes op de voorvleugels. Het groot koolwitje lijkt hier sterk op maar is heel wat groter en het zwart op de vleugels loopt veel verder door.
Groot koolwitje

Het groot koolwitje is een relatief grote witte vlinder, met opvallende zwarte vleugeltoppen. Ook heeft het vrouwtje grote zwarte vlekken op de voorvleugels. Het groot koolwitje is heel wat groter dan het klein koolwitje, en heeft duidelijk meer zwart op de vleugeltoppen.
Icarusblauwtje

De bovenkant van de vleugels van dit kleine vlindertje is bij het mannetje blauw en bij het vrouwtje bruin. Sommige vrouwtjes hebben een sterke blauwe bestuiving, maar er komen ook bruine vrouwtjes voor. De vlinders vliegen meestal laag boven de vegetatie. Ze brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen.
Koniginnenpage

De koninginnenpage is onze grootste dagvlinder en heeft een opvallende geelzwarte tekening. De achtervleugel loopt uit in een ‘staartje’. Op de rand van de achtervleugel staan verschillende blauwe vlekken en 1 rode vlek. De koninginnenpage profiteert van warme zomers en breidt zich de laatste jaren flink noordwaarts uit.
Gamma-uil

De gamma-uil is een nachtvlinder. De trekvlinder is van half mei tot september in heel Nederland te zien is. Overdag en in de avond vliegt hij, op zoek naar nectar. Hierbij is hij niet kieskeurig, maar snoept van vele bloemen- en plantensoorten. Na de zomer vertrekt hij weer naar warmere gebieden. Als de vlinder aan het opwarmen is, trillen de vleugels een beetje. Ook andere vlindersoorten van de uilenfamilie doen dit.
Atalanta

Deze vlinder is grotendeels zwart, met een brede roodoranje band op elke vleugel en witte vlekken op de toppen. Atalanta’s zijn trekvlinders: vanuit Zuid-Europa trekken ze ieder jaar richting Nederland; de vlinders die hier geboren worden trekken in het najaar weer naar het zuiden. Je kunt de atalanta vinden op allerlei nectarplanten.
Kleine vos

Deze vlinder is oranje met zwarte en gele vlekken op de voorvleugel en blauwe vlekjes in de achterrand. De onderkant van de vleugel is donkerbruin. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende soorten planten. Het mannetje houdt vanaf het middaguur een territorium bezet en verdedigt dat tegen indringers.
Landkaartje

De voorjaarsvorm en zomervorm van deze vlinder zien er totaal verschillend uit. De vlinders die in het voorjaar vliegen zijn oranje, de zomervlinders hebben een donker uiterlijk. Dit heeft te maken met de hoeveelheid licht en warmte die de pop krijgt. Er bestaat ook een mixvorm: half oranje en half donker.
Bont zandoogje

Een bruine vlinder met gele vlekjes. De vlinder komt in heel Nederland voor, en de rupsen leven van verschillende grassoorten. De vlinders voeden zich met honingdauw, sap van vruchten en met nectar van onder andere de bloemen van bramen. De mannetjes gedragen zich opvallend territoriaal en verjagen alles wat hun territorium binnen komt vliegen.
Oranje zandoogje

Dit zandoogje komt voor in twee gebieden; Drenthe en de daaraan grenzende delen van Groningen, Friesland en Overijssel en in Zeeland, Noord-Brabant en het noorden van Limburg. In het overige deel van het land wordt het oranje zandoogje nauwelijks waargenomen. Het is oranje vlinder met een bruine band langsheen het lichaam en met bruine vleugelranden. Hij lijkt op het bruin zandoogje, maar is iets kleiner.
Klein geaderd witje

Een veel voorkomende vlinder, die je overal in Nederland kan zien. Hij is herkenbaar aan de grijsgroene strepen (aders) op de onderkant van de vleugels. Van de drie koolwitjes heeft het klein geaderd witje de meeste voorkeur voor vochtige plaatsen.
Citroenvlinder

De mannetjes doen hun naam eer aan en zijn felgeel gekleurd. De vrouwtjes zijn wat bleker geel tot crèmekleurig. De vlinders zijn vooral te vinden op plaatsen waar veel nectarplanten groeien. Zelfs op tientallen meters afstand is in het bos een patrouillerend mannetje van de citroenvlinder te herkennen.
Boomblauwtje

De bovenkant van de vleugels is lichtblauw met zwarte randen, de onderkant van de vleugels is zilvergrijs met kleine zwarte stippen. Het boomblauwtje is het blauwtje wat het meest in Nederland voorkomt. De vlinders voeden zich met honingdauw, sap van bloedende bomen en nectar. De vlinders vliegen meestal vrij hoog langs bomen en struiken.
Kleine vuurvlinder

Deze vlinder mag dan wel rood zijn: hij hoort toch tot de blauwtjes. Hij is kleiner dan de algemene koolwitjes. Met de vleugels open zie je de warm oranje bovenvleugel, met zwarte stippen erop. De mannetjes zijn echte heethoofden. Ze zitten boven op hun plant fanatiek op de uitkijk en passen goed op dat andere mannetjes niet te dichtbij komen. Kleine vuurvlinders moet je zoeken op mooie bloemrijke graslanden, duinen en bermen.
Groot dikkopje

Het groot dikkopje leeft in allerlei beschutte, vrij vochtige graslanden en ruigten. De vlinders voeden zich met nectar van onder andere gewone braam, dophei en akkerdistel. De mannetjes voeren ’s morgens vaak patrouillevluchten uit. ’s Middags vertonen ze territoriaal gedrag, vaak vanaf steeds dezelfde uitkijkposten.
Kolibrievlinder

De kolibrievlinder is een trekvlinder die vanuit Zuid-Europa naar Nederland komt. In de zomer kun je hem overal tegenkomen. De vlucht van deze vlinder is erg opvallend: overdag vliegt hij snel heen en weer en blijft stil in de lucht hangen als hij nectar uit de bloemen zuigt. Hij lijkt daarbij net een kolibrie!